U bent hier

Onderneming & Fiscus
Eindheffing over vertrekvergoeding mag gewoon

Eindheffing over vertrekvergoeding mag gewoon

De belastingheffing bij bovenmatige vertrekvergoedingen is niet in strijd met het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Dat de heffing gebaseerd is op loon dat genoten is voor de invoering van deze eindheffing, maakt voor de Hoge Raad niet uit.

In het bericht ‘Excessieve vertrekvergoeding mag terugwerken’ kon u vorig jaar al lezen dat de terugwerkende kracht van de pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen volgens advocaat-generaal Niessen van de Hoge Raad niet in strijd was met de Europese regelgeving.

Ongestoord van eigendom genieten

Inmiddels heeft de Hoge Raad zich over deze kwestie uitgesproken. Het hoogste rechtsorgaan volgt de conclusie van de advocaat-generaal; de pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen was in dit geval niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM.
Dit artikel bepaalt dat iedere (rechts)persoon het recht heeft om ongestoord van zijn eigendom te genieten. De staat mag echter wel wat van dat eigendom afsnoepen voor de toepassing van wetten die noodzakelijk zijn om het gebruik van eigendom te reguleren (bijvoorbeeld via de betaling van belastingen).

De hoogte van de eindheffing was te voorzien

Volgens de Hoge Raad is de Nederlandse regering niet buiten haar boekje gegaan bij het in het leven roepen van de pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen. De wetgever is binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge gebleven. De heffing was verschuldigd na het beëindigen van de dienstbetrekking, dat plaatsvond na de invoering van de pseudo-eindheffing. Het maakte daarbij niet uit dat de heffing ook afhankelijk was van loonbestanddelen die genoten waren vóór 13 mei 2008 (de datum van indiening van het wetsvoorstel voor deze pseudo-eindheffing). De hoogte van de vertrekvergoeding en dus de eindheffing was te voorzien. Daarnaast was er geen buitensporige last voor de ontvanger van de vergoeding, aangezien de heffing voor rekening van de (ex-)werkgever kwam. Artikel 1 van het Eerste Protocol werd dus niet geschonden.
Hoge Raad, 20 juni 2014, ECLI (verkort): 1463