U bent hier

Onderneming & Fiscus
Onnodig wachten voorkomt navordering

Onnodig wachten voorkomt navordering

Bij buitenlandse inkomsten heeft de fiscus in principe een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. De inspecteur mag deze verlengde navorderingstermijn echter niet toepassen als de inspecteur bij het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslagen meer tijd gebruikt dan nodig is. Dit heeft de Hoge Raad onlangs bepaald.

In deze zaak ging het om een man die begin 2002 de inspecteur op de hoogte bracht van een Duitse bankrekening. De man had deze bankrekening nooit aangegeven voor de (oude) vermogensbelasting en de inkomstenbelasting. Op basis van deze informatie legde de inspecteur op verschillende tijdstippen een aantal navorderingsaanslagen inkomsten- en vermogensbelasting op. De man was het niet eens met deze aanslag en vond dat ze in strijd waren met het EU-verdrag. Het gerechtshof in Leeuwarden was het hier niet mee eens. Volgens het gerechtshof waren alle navorderingsaanslagen namelijk opgelegd binnen de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. De man ging tegen deze uitspraak van het gerechtshof in cassatie bij de Hoge Raad.

Navorderingstermijn buitenlandse inkomsten

De Hoge Raad constateerde dat de inspecteur de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 1999 nog binnen de termijn van vijf jaar had opgelegd. De overige aanslagen waren buiten de vijfjaarstermijn opgelegd, maar wel binnen de verlengde navorderingstermijn. Uit een eerder arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2010 bleek echter dat de inspecteur de verlengde navorderingstermijn niet zonder meer kon toepassen. De inspecteur mag de verlengde navorderingstermijn alleen maar toepassen als meer tijd nodig was voor het verkrijgen van de benodigde buitenlandse inlichtingen en noodzakelijkerwijs ook meer tijd nodig was voor het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslag. Volgens de Hoge Raad had de inspecteur te veel tijd gebruikt voor het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslagen en voldeed dit niet aan de regels van het arrest van 26 februari 2010. De Hoge Raad stelde de man in het gelijk en vernietigde de navorderingsaanslagen die niet binnen vijf jaar werden opgelegd.
Hoge Raad, 18 februari 2010, LJN: BP4779