U bent hier

Onderneming & Fiscus
Zo werkt het jaarlijks oprenten van dga-pensioen

Zo werkt het jaarlijks oprenten van dga-pensioen

Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) die hun pensioen in eigen beheer in een oudedagsverplichting omzetten, mogen die jaarlijks ophogen met een wettelijk rentepercentage. Maar hoe werkt de oprenting als er een gebroken boekjaar in het spel is?

Sinds 1 juli 2017 is het opbouwen van pensioen in eigen beheer verboden. Dga’s hebben nu maar drie opties (tool) voor hun pensioenpotje: bevriezen, fiscaalvriendelijk afkopen of omzetten in een oudedagsverplichting (ODV). De dga moet zijn keuze doorgeven aan de Belastingdienst met een speciaal formulier. Besluit een dga zijn pensioenaanspraak om te zetten in een ODV, dan wordt het potje jaarlijks opgehoogd met een wettelijk vastgelegd rentepercentage en vanaf de pensioenleeftijd over twintig jaar gelijkmatig uitgekeerd. Het rentepercentage is opgenomen in artikel 12.3a van de  Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB). Voor 2019 is de marktrente 0,269%.

Oprenting bij een gebroken boekjaar

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) heeft sinds de afschaffing van pensioen in eigen beheer al een hele reeks vragen en antwoorden gepubliceerd, onder meer over hoe het oprenten werkt als er sprake is van een gebroken boekjaar. Als de uitkeringen van de ODV nog niet zijn ingegaan, wordt het potje in principe opgerent zodra er één jaar voorbij is. Valt de oprentingsperiode echter in twee kalenderjaren, dan geldt een gewogen gemiddelde van de rentepercentages. Dus als een bv een boekjaar heeft dat loopt van bijvoorbeeld 1 juli 2018 tot en met 1 juli 2019, dan moet de bv voor de periode tot en met 31 december 2018 het percentage voor 2018 gebruiken en voor de zes maanden in 2019 het percentage voor 2019. Het is ook mogelijk om de oprenting gelijk te laten lopen met het boekjaar van de pensioen-bv. Stel dat het boekjaar van 1 januari tot en met 31 december loopt, en de pensioenaanspraak wordt per 1 mei omgezet in een ODV. In dat geval is er eerst een kortere periode voor oprenting, namelijk acht maanden in plaats van twaalf maanden.

Ook oprenten in uitkeringsfase

Ook als de uitkeringen uit de ODV al zijn ingegaan, mag de dga het resterende potje elk jaar oprenten. Daarbij hanteert de Belastingdienst een soortgelijke systematiek. Stel dat de eerste uitkering op 1 maart 2019 ligt, dan vindt de oprenting elk jaar op 1 maart plaats. De grondslag voor de oprenting is dan de stand van de ODV per 1 maart 2019 minus de na die datum vervallen termijnen. En ook hier geldt dat als de oprentingsperiode in twee kalenderjaren valt, de bv met een gewogen gemiddelde van de twee wettelijke marktrentes moet rekenen.