U bent hier

Onderneming & Fiscus
Verzoek ambtshalve vermindering geldt voor alle aanslagen

Verzoek ambtshalve vermindering geldt voor alle aanslagen

De Hoge Raad heeft aangegeven dat een verzoek om ambtshalve vermindering niet alleen geldt voor de navorderingsaanslag, maar ook voor de eerdere opgelegde aanslagen en beschikkingen van datzelfde jaar.

Een belastingplichtige die het niet eens is met de aanslag inkomstenbelasting kan natuurlijk bezwaar maken bij de fiscus, en eventueel in beroep gaan (toolbox) bij de rechter. Maar wat als de termijnen daarvoor al verlopen zijn? Dan is er nog een mogelijk laatste redmiddel met een verzoek om ambtshalve vermindering (artikel) aan de inspecteur. Er gelden uiteraard wel voorwaarden voor dit verzoek. In onderstaande zaak ging het om de vraag of het verzoek alleen gold voor een opgelegde navorderingsaanslag of ook voor de eerder voor dat jaar opgelegde aanslagen en beschikkingen.

Verzoek om ambtshalve vermindering indienen

Het ging hier om een inspecteur die in 2017 een boekenonderzoek startte bij de belastingplichtige ondernemer. Op 13 april 2019 legde de inspecteur een navorderingsaanslag IB 2015 op en nam hij de verliesverrekening van € 14.407 van de jaren 2008, 2009, 2012 en 2013 terug. De ondernemer diende op 24 september 2019 bezwaar in, maar de inspecteur verklaarde dat bezwaar niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Maar de inspecteur merkte het bezwaar wel aan als een verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag, maar wees dat verzoek af. Daartegen ging de ondernemer in beroep. Hof Amsterdam en de rechtbank beslisten dat het verzoek om ambtshalve vermindering uitsluitend zag op de navorderingsaanslag en niet tevens op de aanslag en de boetebeschikking en de beschikking belastingrente. Daarop ging de ondernemer in cassatie.

Verzoek ook betrekking op aanslag en beschikkingen

De Hoge Raad besliste dat het verzoek om ambtshalve vermindering ook betrekking had op de aanslag en de beschikkingen. Op 2 december 2019 had de ondernemer de gronden van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag ingediend en op 2 maart 2020 had hij die gronden aangevuld. Hieruit volgde dat hij bezwaar had tegen de aanslag en de beschikkingen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de ondernemer gegrond en verwees de zaak naar Hof Den Haag.
Hoge Raad, 7 maart 2025, ECLI (verkort): 360