U bent hier

Onderneming & Fiscus
Wachten op nieuw box 3-formulier mag niet van rechter

Wachten op nieuw box 3-formulier mag niet van rechter

De indiening van het werkelijk rendement via het formulier voor box 3, dat per juni a.s. beschikbaar moet zijn, zal echt wel efficiënter zijn voor de inspecteur qua uitvoering. Maar de rechter vindt toch dat de inspecteur nu een beslissing over het box 3-rendement moet nemen als de belastingplichtige daarop aandringt.

De Belastingdienst werkt aan een systeem waarmee belastingplichtigen zelf hun werkelijke rendement in box 3 kunnen doorgeven. Daarmee kunnen zij dan aantonen dat zij in aanmerking komen voor extra compensatie omdat de box 3-heffing volgens de Hoge Raad nog steeds discriminerend is. De planning is nu dat het formulier 'Opgaaf werkelijk rendement' (OWR) hiervoor in juni 2025 online komt. Over dit formulier ging het in onderstaande zaak.

OWR-formulier gebruiken voor doorgeven rendement

Een belastingplchtige had op 1 juni 2024 een verzoek tot herziening van de voorlopige aanslag IB 2023 ingediend. Daarnaast diende hij  op11 juni 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in voor de aanslag IB 2019. De inspecteur liet echter niets van zich horen binnen de wettelijke termijnen. De man stelde de inspecteur op 31 augustus 2024 daarom in gebreke. Ook hierop volgde geen reactie van de Belastingdienst. De man ging daarop in beroep en vorderde van de fiscus een dwangsom. De inspecteur gaf aan dat hij wilde wachten met antwoorden tot de man het OWR-formulier met het werkelijk rendement had ingevuld. Dat zou namelijk veel  efficiënter qua uitvoering zijn.

Rechter moest nu een uitspraak doen en niet wachten

De rechter ging echter niet mee in de redenering van de inspecteur. Er was begrip van de rechter voor de reden dat indiening van het werkelijk rendement via het OWR-formulier voor de inspecteur efficiënter was in de uitvoering. Maar als de belastingplichtige nu een uitspraak wilde moest de inspecteur die ook doen. De man had het werkelijk rendement al doorgegeven, dus de inspecteur kon al een oordeel geven. De rechtbank bepaalde dat de inspecteur een dwangsom van € 100 per aanvraag moest betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn voor de betreffende aanvraag nu nog werd overschreden door de inspecteur. Daarbij gold wel een maximum van € 15.000 per aanvraag.  De nu al te betalen dwangsom stelde de rechter vast op € 1.442 per aanvraag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2024 tot het tijdstip van voldoening.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10 maart 2025 (gepubliceerd 13 maart 2025), ECLI (verkort): 1348