Extern ondernemerschap wordt volwaardig criterium in WVBAR
Of een zzp’er zich als ondernemer gedraagt, wordt in het voorstel voor de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (WVBAR) een volwaardig criterium bij het bepalen of hij zelfstandige of werknemer is. Dat maakte minister Van Hijum van SZW bekend.
De WVBAR regelt een toetsingskader met criteria om te bepalen wanneer iemand een zelfstandige is en wanneer een werknemer. Die criteria komen uit het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad. De Belastingdienst past de criteria ook toe bij de handhaving op schijnzelfstandigheid (artikel). In het toetsingskader van de WVBAR worden de criteria die wijzen op een dienstverband afgewogen tegen de criteria die duiden op zelfstandigheid. Pas als die criteria met elkaar in balans zijn, wordt gekeken naar het ondernemerschap van de zzp’er buiten de opdracht (‘extern ondernemerschap’) als beslissende factor. Kenmerken hiervan zijn bijvoorbeeld of de zzp’er BTW afdraagt, investeert in zijn bedrijf en tijd en geld besteedt aan het werven van klanten. Het wetsvoorstel kreeg veel kritiek, onder meer van de Raad van State.
WVBAR in lijn met Uber-antwoorden
In antwoord op prejudiciële vragen heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld dat extern ondernemerschap net zo zwaar weegt als de andere criteria uit het Deliveroo-arrest. Omdat dit zogeheten Uber-arrest afwijkt van hoe de WVBAR extern ondernemerschap weegt, is er besloten om het wetsvoorstel in lijn te brengen met het arrest. Hiermee hoopt de minister de beoordeling van arbeidsrelaties te verduidelijken én komt hij de criticasters in de politiek en de maatschappij tegemoet. Het gewijzigde wetsvoorstel ligt naar verwachting nog vóór de zomer bij de Tweede Kamer. Volgens de minister blijft 1 januari 2026 als de beoogde ingangsdatum van de WVBAR nog altijd mogelijk, hoewel hij erkent dat het tijdspad zeer krap is.
Rechtsvermoeden blijft ongewijzigd
De WVBAR introduceert ook een zogeheten rechtsvermoeden: als het uurtarief van de zzp’er lager is dan € 32,24, wordt schijnzelfstandigheid vermoed en heeft de zzp’er een arbeidsovereenkomst. Het is dan aan de werkgever om (in de rechtszaal) het tegendeel te bewijzen (omgekeerde bewijslast). Dit rechtsvermoeden blijft ongewijzigd in het wetsvoorstel.
Opvallend is dat de nieuwe plannen volgens Thierry Aartsen van coalitiepartij VVD niets oplossen. Het Tweede Kamerlid pleit voor een volledig nieuwe wet uit de VVD-stal, dat naar eigen zeggen op zeer korte termijn naar buiten kan, zo meldt BNR Nieuwsradio.