Bekritiseerd voorstel over flexwerkers naar Tweede Kamer
Minister Van Hijum van SZW heeft het voorstel voor de Wet meer zekerheid flexwerkers bij de Tweede Kamer ingediend. Op de conceptversie werd veel kritiek geleverd, maar dat commentaar heeft niet tot grote wijzigingen in het uiteindelijke wetsvoorstel geleid.
In het afgelopen decennium is er meermaals geprobeerd om flexwerkers meer zekerheid over werk en inkomen te bieden, onder meer via de Wet werk en zekerheid (WWZ) in 2015, de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in 2020 en de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (WTVA) in 2022. Nieuwe loot aan de stam is het voorstel voor de Wet meer zekerheid flexwerkers. In 2023 werd hiervoor een concept gepubliceerd op internetconsultatie.nl, waarop veel reacties volgden. Het ministerie van SZW heeft die reacties beoordeeld en op basis daarvan het wetsvoorstel op een aantal punten aangescherpt. De kern van de plannen is echter intact gebleven.
Uitzendkrachten, oproepkrachten en ketenbepaling
Het wetsvoorstel dat de Tweede Kamer heeft ontvangen, regelt het volgende:
- Uitzendkrachten hebben recht op ten minste dezelfde ‘essentiële arbeidsvoorwaarden’ en op ten minste gelijkwaardige niet-essentiële arbeidsvoorwaarden als werknemers in dienst van de inlener die hetzelfde werk verrichten (sociaal ontwikkelbedrijven uitgezonderd). In de cao kan ook worden afgesproken dat het totaal aan arbeidsvoorwaarden gelijkwaardig moet zijn. Daarnaast worden de uitzendfasen gewijzigd: fase A gaat van 78 weken naar 52 weken en fase B van zes contracten in vier jaar naar zes contracten in twee jaar. Daarna krijgt de uitzendkracht recht op een vast contract bij de uitlener. In de uitzend-cao is hier al op vooruitgelopen.
- Nulurencontracten worden afgeschaft. Min-maxcontracten worden vervangen door de mogelijkheid voor een ‘bandbreedtecontract’, met een minimumaantal uren waarvoor de werkgever de werknemer moet inroosteren en een maximumaantal uren (maximaal 130% van het minimum). De beschikbaarheid wordt begrensd, zodat de werknemer buiten de vastgelegde uren makkelijker elders aan de slag kan, een opleiding kan volgen of zorg kan verlenen. Bandbreedtecontracten voor onbepaalde tijd gaan onder de lage WW-premie vallen. Scholieren en studenten met een bijbaan mogen wel op oproepbasis blijven werken.
- Een werknemer moet vijf jaar uit dienst zijn voordat de werkgever hem opnieuw in tijdelijke dienst kan nemen. Momenteel is de termijn om de keten van tijdelijke contracten te doorbreken nog zes maanden. De wijziging moet ‘draaideurconstructies' tegengaan. De termijn van vijf jaar gaat ook gelden voor fase A en B van uitzendkrachten. Daarnaast worden enkele mogelijkheden om via de cao af te wijken van de wettelijke ketenregeling geschrapt. Voor scholieren en studenten met een bijbaan blijft de tussenpoos wel zes maanden en ook voor seizoensarbeid blijven aparte regels mogelijk (onderbrekingstermijn van drie maanden).
Verschillende ingangsdata
Het kabinet wil de regels gespreid in laten gaan. Per 1 januari 2026 moeten uitzendkrachten recht krijgen op gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden. Op diezelfde datum gaat ook de nieuwe CAO voor Uitzendkrachten in, waarin dat recht ook geregeld wordt. Per 1 januari 2027 gaan de overige maatregelen in. Door die latere inwerkingtreding is er meer tijd voor de voorbereidingen. Op diverse punten is overgangsrecht geregeld, waarbij het oude recht blijft gelden voor bestaande contracten.
Tweede Kamer is nu aan zet
Voordat het zover is, moeten eerst de Tweede en Eerste Kamer instemmen met de plannen. Of dat gaat gebeuren, is nog maar de vraag, gezien de brede kritiek op het wetsvoorstel. Zo wordt het aanbieden van een vast contract niet aantrekkelijker: het strikte ontslagrecht blijft ongewijzigd, evenals de lange duur van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Voor de plichten bij ziekte werkt het kabinet wel aan een ander voorstel. Ook de zzp-plannen behoren tot hetzelfde arbeidsmarktpakket, waar de werkgeversorganisaties en vakbonden in 2021 afspraken over maakten.