U bent hier

Onderneming & Fiscus
Heffing op excessieve lening deugt volgens fiscus

Heffing op excessieve lening deugt volgens fiscus

Een kennisgroep van de Belastingdienst heeft zich gebogen over de vraag of de heffing op zogeheten excessieve leningen juridisch door de beugel kan. En gelukkig voor de fiscus luidt het oordeel dat deze heffing niet in strijd is met Europees recht.

De heffing op excessieve leningen bij de eigen vennootschap (artikel) is in 2023 ingevoerd. Als een directeur-grootaandeelhouder (dga) of andere houder van een aanmerkelijk belang een schuld bij de eigen bv heeft boven een bepaalde grens, wordt die lening aangemerkt als excessief. In 2025 ligt deze grens op € 500.000. Voor het gedeelte van de lening boven de grens moet de dga belasting betalen in box 2 van de inkomstenbelasting. Wel is het in de wet zo geregeld dat een dga niet twee keer over hetzelfde excessieve deel hoeft af te rekenen. 

Standpunt van kennisgroep 

De heffing is ingevoerd omdat dga's in de ogen van de overheid de belastingheffing veel te lang kunnen uitstellen door te lenen van hun bv. De lening is namelijk niet meteen belast, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een dividenduitkering. Als sinds de aankondiging is er veel kritiek op de heffing, onder meer omdat ook zogeheten zakelijke leningen (infographic) van de bv aan de dga gewoon meetellen voor het grensbedrag. Een kennisgroep van de Belastingdienst heeft zich nu gebogen over de vraag of de heffing in strijd is met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het oordeel van een kennisgroep is van belang, omdat het standpunt in principe bindend is voor alle inspecteurs (artikel). In het kort is het antwoord van de kennisgroep dat de heffing niet in strijd is met het EVRM. De wetgever heeft vrij veel ruimte om beleid te maken, en is volgens de kennisgroep binnen die marge gebleven.

Heffing is proportioneel, vindt kennisgroep

Uiteraard geeft de kennisgroep in haar standpunt nog wel meer uitleg. Een onderliggende vraag is bijvoorbeeld of de aantasting van het zogeheten 'ongestoord genot van eigendom' (vastgelegd in artikel 1 van het EVRM) hier gerechtvaardigd is. Want volgens Europees recht mag een wetgever best ver gaan in die aantasting, als er maar redelijke gronden en legitieme doelstellingen voor zijn. De kennisgroep concludeert dat de heffing in de huidige vormgeving proportioneel en evenwichtig is. Daarbij wijst de kennisgroep er onder meer op dat de maatregel op zich niet leidt tot een extra heffing, maar de belastingheffing alleen naar voren haalt. Ook speelt mee dat er aandacht is geweest voor het voorkomen van dubbele heffing. 

Geen uitzondering bestaande schulden

De kennisgroep gaat ook in op de kritiek dat er geen uitzondering is gemaakt voor bestaande schulden bij de invoering van de heffing. Maar zo'n uitzondering zou juist nog langer belastinguitstel in de hand werken, en dat moest de heffing nu juist voorkomen. Bovendien hebben dga's tussen de aankondiging van de heffing (september 2018) en het eerste toetsmoment van de schulden (eind 2023) zo'n 5 jaar de tijd gehad om te anticiperen op de heffing. Daarom is het te rechtvaardigen dat er geen overgangsrecht is gekomen. Al met al oordeelt de kennisgroep dus dat er weliswaar sprake is van een inmenging in het ongestoorde genot van eigendom, maar dat de wetgever daarbij redelijk gehandeld heeft. De heffing is dus volgens de fiscus niet in strijd met het EVRM. Adviseurs denken hier echter anders over. Het kan daarom verstandig zijn bezwaar aan te tekenen tegen de excessieve leningheffing in box 2. De rechter zal het laatste woord hebben.