U bent hier

Onderneming & Fiscus
Lening zonder afloscapaciteit is belast in box 2

Lening zonder afloscapaciteit is belast in box 2

Een lening die een bv aan haar directeur-grootaandeelhouder (dga) verstrekt, kan worden aangemerkt als een verkapte winstuitdeling die belast is in box 2 van de inkomstenbelasting, als duidelijk is dat de dga de lening niet kan terugbetalen. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Gelderland.

Een dga kan ook bij een lening onder de grens van € 500.000 (€ 700.000 in 2023) nog steeds te maken krijgen met een box 2-heffing, zelfs als het leenbedrag niet 'excessief' is in de zin van de Wet Excessief lenen bij eigen vennootschap (artikel). Want de box 2-heffing kan ook om de hoek komen kijken als er sprake is van een onzakelijke lening zoals blijkt uit onderstaande zaak.

Onttrekking van vermogen 

In deze zaak hadden een dga en zijn echtgenote samen een inkomen van circa € 1 ton per jaar, maar stonden in de administratie van de bv voor een fors bedrag in het rood. In 2026 verstrekte de bv opnieuw een lening die ze gebruikten voor het verbeteren en onderhouden van hun woning. Uit de stukken bleek dat er geen aflossingsschema was, onvoldoende zekerheden waren gesteld en dat ook feitelijk geen aflossingen plaatsvonden. Toch stelde de dga dat het een gewone zakelijke lening (artikel) betrof met een reële terugbetalingsverplichting. Volgens de inspecteur kon de dga niet aannemelijk maken dat zijn financiële positie ooit voldoende ruimte zou bieden voor volledige terugbetaling van de lening. Er was dus sprake van een onttrekking van vermogen uit de bv. De inspecteur legde daarom een navorderingsaanslag op voor de helft van de lening omdat er sprake was van een voordeel uit aanmerkelijk belang in box 2. De andere helft werd op dezelfde wijze nagevorderd bij de echtgenote.

Bevoordeling van de aandeelhouder

De rechtbank was het echter met de inspecteur eens dat een lening die onder zodanige voorwaarden wordt verstrekt en waarbij terugbetaling niet te verwachten was, het karakter had van een winstuitdeling aan de dga. Zowel de dga als zijn partner hadden moeten weten dat ze niet aan de verplichtingen, rente en aflossing van de geldleningsovereenkomst konden voldoen. Hiervoor was de inkomenspositie simpelweg ontoereikend. Een zakelijk handelende derde zou zo'n lening nooit hebben verstrekt. De rechter vond bovendien dat het ontbreken van de afloscapaciteit en zekerheden voldoende was om de lening als onzakelijk aan te merken. Daarmee was sprake van een bevoordeling uit aandeelhoudersmotieven, oftewel een winstuitdeling en dus belast in box 2. Beide navorderingsaanslagen bleven daarom in stand.

Rechtbank Gelderland, 24 juli 2025, ECLI (verkort): 6002