U bent hier

Onderneming & Salaris
Geen terugwerkende kracht voor vakantiewet

Geen terugwerkende kracht voor vakantiewet

Het wetsvoorstel dat de beperkte opbouw van wettelijke vakantiedagen tijdens ziekte afschaft en een kortere vervaltermijn voor wettelijke vakantiedagen invoert, is in de laatste fase. Het is gisteren in de Eerste Kamer behandeld. Volgende week stemt de Kamer erover. Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft vorige week op de valreep nog opheldering gegeven over de inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Het ligt voor de hand om de nieuwe regels te laten ingaan met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van de Europese richtlijn waarop ze zijn gebaseerd. Deze regels stammen echter al uit 1993. Ook zou het logisch zijn om de terugwerkende kracht gelijk te stellen aan de termijn waarbinnen werknemers nog loonvorderingen bij u kunnen indienen. Dat is meestal vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. 

Alsnog vakantierechten eisen

Volgens minister Kamp is het echter niet te doen om deze wet met terugwerkende kracht te laten ingaan. Dat zou ertoe kunnen leiden dat (voormalig) langdurig zieke werknemers alsnog volledige vakantieopbouw gaan eisen of uitbetaling van niet-ontvangen vakantierechten. Voor ondernemingen zou dat een onverwachte en onberekenbare kostenpost zijn. Bovendien kan een onderneming zijn gestopt, verkocht, of failliet zijn gegaan. Ook kan het personeelsdossier zijn vernietigd en is het heel lastig om na te gaan of een (ex-)werknemer mogelijk vakantie had kunnen opnemen tijdens ziekte.

Vanaf 1 januari 2012 nieuwe regels

Daarom heeft de minister bepaald dat de nieuwe wet geen terugwerkende, maar onmiddellijke werking heeft. Dat houdt in dat zieke werknemers vanaf de ingangsdatum van 1 januari 2012 onmiddellijk volledig de wettelijke vakantiedagen zullen opbouwen. De nieuwe verjaringstermijn van zes maanden na afloop van het kalenderjaar van opbouw gaat gelden voor wettelijke vakantiedagen die vanaf 1 januari 2012 zijn opgebouwd. Tenminste, als de Eerste Kamer op 24 mei vóór invoering van de wet stemt.