Voorwaardelijke ontbinding kan ook onder WWZ
Ook onder de Wet werk en zekerheid (WWZ) is het voor een werkgever nog mogelijk om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te laten ontbinden bij ontslag op staande voet. Deze mogelijkheid is echter wel beperkter dan voorheen.
Als een werkgever een werknemer op staande voet heeft ontslagen, kan hij de kantonrechter voor de zekerheid verzoeken om de arbeidsovereenkomst ook voorwaardelijk te ontbinden. De werkgever beperkt daarmee de periode waarin hij met terugwerkende kracht het loon moet terugbetalen als het ontslag op staande voet onterecht was. Na de invoering van de WWZ (tools) was er veel discussie over de mogelijkheid tot dit verzoek. De Hoge Raad heeft onlangs echter een belangrijke uitspraak gedaan, waaruit blijkt dat een werkgever nog steeds een voorwaardelijk ontbindingsverzoek kan indienen onder de WWZ.
Voorwaardelijk verzoek heeft geen effect op hoger beroep
Een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding kan alleen worden toegewezen als de voorwaarde inhoudt dat de rechter van dezelfde aanleg een gegeven ontslag op staande voet vernietigt. Oftewel, alleen als de kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, kan hij een verzoek tot ontbinding toewijzen. Als het ontslag op staande voet in stand blijft, heeft een werkgever volgens de Hoge Raad geen belang meer bij het voorwaardelijk ontbindingsverzoek. De werkgever kan geen voorwaardelijk ontbindingsverzoek indienen voor het geval de werknemer in hoger beroep gaat tegen de uitspraak en het gerechtshof oordeelt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst moet herstellen.
Hoge Raad, 23 december 2016, ECLI (verkort): 2998