Bij pensioenuitvoering heeft OR beperkt instemmingsrecht
De komende jaren verandert er veel op het gebied van pensioen. De ondernemingsraad (OR) heeft instemmingsrecht bij het wijzigen van de pensioenregeling. Dit geldt zowel voor de inhoud als de uitvoering van de pensioenregeling. Het is belangrijk om dat onderscheid goed te maken.
Op 1 januari 2028 moeten alle pensioenregelingen voldoen aan de Wet toekomst pensioenen (Wtp), die sinds 1 juli 2023 van kracht is. Dit betekent dat de pensioenregelingen op de schop gaan. Daarbij is ook een rol weggelegd voor de OR (verdiepingsartikel), want de OR heeft instemmingsrecht bij zowel de pensioenovereenkomst (inhoud) als de uitvoeringsovereenkomst (uitvoering). Voor wijzigingen van de pensioenuitvoering geldt echter wel een beperkt instemmingsrecht.
Regelingen op grond van een pensioenovereenkomst
In artikel 27, lid 1a van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) staat dat de OR instemmingsrecht heeft bij regelingen op grond van een pensioenovereenkomst. Een pensioenovereenkomst gaat over de inhoud en regelt onder andere het toegepaste pensioensysteem, de pensioenopbouw per jaar, de eigen bijdrage en het partnerpensioen. Het instemmingsrecht heeft betrekking op elk voorgenomen besluit van de bestuurder om een pensioenovereenkomst in te voeren, te wijzigen of in te trekken. Instemming van de OR is dus ook vereist als het om kleine wijzigingen gaat. De OR heeft echter geen instemmingsrecht als er sprake is van een verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds of als de pensioenregeling is geregeld in de cao (artikel 27, lid 3 WOR).
Regelingen in een uitvoeringsovereenkomst
In artikel 27, lid 7 WOR is opgenomen dat het instemmingsrecht ook geldt voor regelingen in een uitvoeringsovereenkomst die van invloed zijn op de pensioenovereenkomst. De vraag is dan natuurlijk wat daaronder wordt verstaan. Volgens de wettekst betreft dat in ieder geval de:
- manier waarop de premie wordt vastgesteld;
- toeslagverlening (indexatie);
- keuze voor een pensioenuitvoerder.
Deze regelingen zijn volgens de WOR sowieso van invloed op de pensioenovereenkomst. Deze opsomming is echter niet limitatief; er is dus een open einde. De bestuurder en OR moeten zelf bepalen welke andere regelingen in de uitvoeringsovereenkomst ook van invloed zijn op de pensioenovereenkomst en dus onder het instemmingsrecht van de OR vallen. Om discussies te voorkomen, kan de OR met de bestuurder een bovenwettelijk instemmingsrecht op de hele uitvoeringsovereenkomst afspreken (artikel 32, lid 2 WOR). De OR legt dan met de bestuurder in een ondernemingsovereenkomst (verdiepingsartikel) vast welke zaken instemmingsplichtig zijn.