U bent hier

OR & Medezeggenschap
Aanwezigheid gevaarlijke en schadelijke stoffen bepalen

Aanwezigheid gevaarlijke en schadelijke stoffen bepalen

Of een stof gezondheidsschade veroorzaakt, hangt af van de duur en mate van blootstelling. In principe is elke stof gevaarlijk. Ook een ogenschijnlijk onschuldige stof als meel kan immers gezondheidsschade veroorzaken. De werkgever moet dit in kaart brengen.

De eerste stap om te bepalen of er risico is van blootstelling aan schadelijke stoffen is om te kijken met welke stoffen binnen de organisatie wordt gewerkt, welke stoffen vrijkomen en welke stoffen op voorraad worden gehouden. Er zijn twee soorten stoffen waar werknemers mee te maken kunnen hebben:

  • Stoffen en producten die de organisatie verwerkt, gebruikt of op voorraad houdt. Of stoffen die werknemers misschien wel maken. Vaak zijn ze te herkennen aan een gevaarsetiket.
  • Dampen, gassen en stofdeeltjes die vrijkomen bij bewerkingen. Voorbeelden zijn damp van het sealen van plastic, stofdeeltjes die vrijkomen bij leegschudden van zakken of schuren of slijpen.

Gevaren voor werknemers

Een belangrijke bron om erachter te komen wat de gevaren zijn van een stof of product waar werknemers me werken, is het veiligheidsinformatieblad (VIB). De leverancier moet dit meeleveren bij de stoffen en producten die de organisatie afneemt. In paragraaf 2 van het VIB staat wat de gevaren van het product zijn en de zogenoemde H-zinnen: Hazard-zinnen die aangeven in welke klasse een stof of product valt. Bij stoffen (tool) wordt vaak met vijf klassen van gevaar gewerkt: de stoffen in groep A vormen weinig gevaar en die in E veel gevaar. Met de H-zinnen kunnen gebruikers het gevaar inschatten.

Arbocatalogus raadplegen

Niet voor alle stoffen (tool) waar werknemers mee in contact komen, is een veiligheidsblad. Bij het bewerken van materialen zoals bij hakken, slijpen, verwarmen en verbranden bijvoorbeeld, komen dampen, gassen of stofdeeltjes vrij, Hiervan is uiteraard geen VIB. Dan is het risico lastig vast te stellen. Dan moet de werkgever zelf actie ondernemen om informatie te vinden. Daarvoor kan hij onder meer terecht bij de arbocatalogus van de eigen branche en bij de branche of beroepsvereniging. Ook kan de werkgever een arbeidshygiƫnist inschakelen om hem te informeren.