Facebook discrimineert bij weergave van vacatures
Een werkgever die een vacature op Facebook plaatst, riskeert dat het platform deze advertentie vooral bij mannen of juist vooral bij vrouwen onder de aandacht brengt. Het College voor de Rechten van de Mens heeft Facebook hiervoor op de vingers getikt.
De ngo Global Witness onderzocht in 2022 en 2023 de verspreiding van vacatureadvertenties op Facebook. Hieruit kwam naar voren dat vacatures voor stereotiepe vrouwenberoepen voornamelijk aan vrouwen werden getoond, terwijl vacatures voor stereotiepe mannenberoepen hoofdzakelijk bij mannen belandden. 96% van de Facebookgebruikers die in 2023 een monteursvacature te zien kregen, was een man. En bijvoorbeeld de vacature van receptionist werd voor 97% aan vrouwen getoond. Naar aanleiding hiervan vroegen Global Witness en Stichting Clara Wichmann aan het College voor de Rechten van de Mens om te beoordelen of Meta/Facebook met het advertentiealgoritme een verboden onderscheid maakt op grond van geslacht en leeftijd.
Negatief effect van algoritme socialmediaplatform
Het College vond de onderzoeksresultaten van Global Witness voldoende om een vermoeden van onderscheid op grond van geslacht aan te nemen. Het lukte Meta (moederbedrijf van Facebook) niet om dat vermoeden te weerleggen. Het algoritme van Facebook leert op basis van klikgedrag van gebruikers, maar zonder goede monitoring kan er een eenzijdig beeld over gebruikers ontstaan en kan stereotypering worden bevorderd. Meta erkende dat geslacht een datapunt van het algoritme kan zijn en ontkrachtte niet dat dit mogelijk tot stereotypering leidt. Het College concludeerde dat er sprake was van indirect onderscheid op grond van geslacht.
Meta had actie moeten ondernemen
Indirect onderscheid is niet verboden als er een goede reden voor bestaat (formeel heet dit een objectieve rechtvaardigingsgrond). Hiervoor moet het doel van het onderscheid legitiem zijn en het bijbehorende middel passend en noodzakelijk. Het College stelde vast dat Meta op zich een legitiem doel had, namelijk het zo goed mogelijk bedienen van adverteerders en Facebookgebruikers. Een algoritmisch gestuurd advertentiesysteem was ook een passend middel om dit doel te bereiken. Maar het middel doorstond niet de noodzakelijkheidstoets; het College kon niet vaststellen dat Meta actie had ondernomen om de stereotypering versterkende werking van het algoritme te neutraliseren.
Het College voor de Rechten van de Mens, 18 februari 2025, oordeelnummer: 2025-17