Werknemers ervaren vrijheid om voor een ander te werken
In 2022 kregen werkgevers te maken met nieuwe regels voor nevenarbeidbedingen. In de Tweede Kamer waren er zorgen over de gevolgen hiervan voor werknemers, maar nieuw onderzoek wijst uit dat de wijziging niet tot grote problemen heeft geleid.
Op 1 augustus 2022 (artikel) werd artikel 653a aan het Burgerlijk Wetboek 7 toegevoegd. Hierin staat dat een beding waarmee de werkgever de werknemer verbiedt of beperkt om buiten de werktijden werk te verrichten voor anderen, nietig is, tenzij de werkgever het beding kan rechtvaardigen met een ‘objectieve grond’. Die grond hoeft niet in de arbeidsovereenkomst te staan; de werkgever mag ook later aangeven wat zijn bezwaar tegen de nevenarbeid is.
In aanloop naar de invoering van het wetsartikel werden in de Tweede Kamer zorgen geuit over de mogelijke onzekerheid die zou kunnen ontstaan voor werknemers. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zou dit op een later moment laten onderzoeken. Dat is nu gebeurd.
Toestemmingsvereiste of meldplicht in cao
Onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers heeft voor het ministerie uitgezocht hoe de wijziging uitwerkt in de praktijk. Hiervoor zijn onder meer 149 cao’s geanalyseerd. Een nevenarbeidbeding kan namelijk niet alleen in de arbeidsovereenkomst, maar ook in de cao worden opgenomen. Dat komt veel voor: in 120 van de 149 cao’s vonden de onderzoekers een bepaling over nevenactiviteiten. In meer dan de helft van de cao’s staat specifiek op basis van welke gronden nevenactiviteiten niet zijn toegestaan. Soms wordt een lijst van voorbeelden van objectieve gronden in de cao gezet. Enkele populaire zijn bescherming van vertrouwelijkheid en/of bedrijfsinformatie, schending van de Arbeidstijdenwet en belangenverstrengeling/-conflict. 66 cao’s regelen dat de werknemer om toestemming voor nevenwerk moet vragen en nog eens 66 cao’s bevatten een meldingsplicht.
Uitkomsten van rechtszaken in evenwicht
Ook de rechtspraak (artikel) is bekeken. Sinds de wetswijziging was een nevenarbeidbeding in 64 zaken een thema. Precies de helft van die zaken had een ‘werknemersvriendelijke’ uitkomst. Bij de andere helft was een verbod op nevenactiviteiten verwijtbaar geschonden. Werkgevers haalden bijvoorbeeld aan dat de werknemer te veel uren zou werken en overwerkt zou kunnen raken.
Geen nieuwe wetswijziging nodig
Om te kunnen bepalen of er een grond is voor een verbod op nevenactiviteiten, mag een werkgever verwachten dat een werknemer open en transparant is over zijn nevenwerk. Veel werknemers maken echter geen melding, omdat ze de regels niet kennen of vertrouwen op de relatie met hun werkgever. Ook bij werkgevers mist soms enig bewustzijn; ze stellen standaardarbeidscontracten op met een nevenwerkzaamhedenbeding (tool), zonder daar verder over na te denken. Ook kent een deel van de werkgevers de nieuwe regels niet.
Maar al met al is de conclusie van minister Van Hijum van SZW dat het in de praktijk vaak goed gaat. Werknemers lijken zich niet sterk belemmerd te voelen om (in hun eigen tijd) nevenactiviteiten te ontplooien. Hij ziet daarom geen aanleiding om de wet- en regelgeving aan te passen.