U bent hier

OR & Medezeggenschap
Verplichte opstarttijd van 15 minuten is arbeidstijd

Verplichte opstarttijd van 15 minuten is arbeidstijd

De Hoge Raad oordeelde in 2024 in het Teleperformance-arrest dat de opstarttijd van een callcentermedewerker werktijd was. Rechtbank Gelderland trok deze lijn onlangs door bij een fitnessinstructrice die een kwartier vóór haar dienst aanwezig moest zijn.

In het bedrijfsreglement van de werkgever stond dat werknemers verplicht waren om 15 minuten voor aanvang van de dienst aanwezig te zijn. Op een gegeven moment verzocht de werkneemster haar werkgever in een brief om die opstarttijd met terugwerkende kracht als arbeidstijd uit te betalen. Ook vroeg ze haar werkgever om uitbetaling van de tijd die ze had besteed aan verplichte scholing en kwartaalbijeenkomsten. De werkneemster volgde namelijk een opleiding om bepaalde groepslessen te kunnen geven, op kosten van haar werkgever. In de daarvoor gesloten studieovereenkomst stond dat alle studiegerelateerde tijd voor rekening van de werkneemster zou komen. De werkgever willigde de verzoeken niet in. Wel wijzigde hij enige tijd later het bedrijfsreglement. Werknemers moesten voortaan ‘tijdig’ aanwezig zijn.

15 minuten-regel was achterhaald

Bij Rechtbank Gelderland vorderde de werkneemster achterstallig loon, omdat er sprake zou zijn van verplichte opstarttijd en scholing, en dit dus voor rekening moest komen van de werkgever. Voor de opstarttijd verwees de werkneemster onder meer naar het Teleperformance-arrest van de Hoge Raad uit 2024. Hierin oordeelde de Hoge Raad dat een callcentermedewerker al onder het gezag stond van zijn werkgever in de 10 minuten die hij vóór zijn dienst aanwezig moest zijn en dat deze opstarttijd dus arbeidstijd was. Voor de studievordering verwees de werkneemster naar de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (WTVA). Sinds de invoering hiervan in 2022 mogen de kosten van en tijd voor verplichte scholing niet meer voor rekening komen van de werknemer.
Volgens de werkgever was er geen sprake van verplichte scholing. Daarnaast was de 15 minuten-regel in het bedrijfsreglement al jaren achterhaald en geen echte instructie, en werd er ook niet op gehandhaafd, aldus de werkgever. De voorbereidende activiteiten zouden bovendien geen 15 minuten vergen, maar slechts ‘luttele minuten’.

Scholing was verplicht

De kantonrechter verduidelijkte, overeenkomstig het Teleperformance-arrest (artikel), dat als een werknemer verplicht is om eerder aanwezig te zijn en in die tijd voorbereidende handelingen voor zijn werk verricht, die tijd al snel kwalificeert als arbeidstijd. Gezien de woorden in het bedrijfsreglement en de onderbouwing van de werkneemster dat ze tijdens de 15 minuten ook echt werkzaamheden uitvoerde, oordeelde de rechter dat de opstarttijd tot aan de wijziging van het bedrijfsreglement als arbeidstijd gold en de werkgever hierover loon moest betalen. Hij adviseerde de partijen om duidelijke afspraken te maken over wat er onder ‘tijdig’ in het nieuwe reglement moest worden verstaan.
Omdat de opleiding en kwartaalbijeenkomsten volgens de licentieovereenkomst tussen de werkgever en de opleider vereist waren om de groepslessen te kunnen geven, oordeelde de rechter dat er sprake was van verplichte scholing. De studietijd gold dus ook als werktijd.
Rechtbank Gelderland, 11 april 2025, ECLI (verkort): 3594