U bent hier

Onderneming & Arbo
Werkgevers mochten vakantie en verlof niet weigeren

Werkgevers mochten vakantie en verlof niet weigeren

Er zijn strenge regels gebonden aan het weigeren van een vakantie- of verlofverzoek van een werknemer. In de praktijk houden werkgevers zich regelmatig niet aan die regels. Dat bleek onlangs weer in twee zaken, één bij Rechtbank Rotterdam en één bij Rechtbank Den Haag.

Een werkneemster diende een verzoek in bij haar werkgever om aansluitend aan haar bevallingsverlof vakantiedagen op te nemen, gevolgd door een periode lang één dag per week ouderschapsverlof. De werkgever wees beide verzoeken af, waarna de werkneemster een kort geding aanspande tegen haar werkgever bij Rechtbank Rotterdam.

Geen reden voor afwijzing in bericht

De kantonrechter verduidelijkte dat als een werkgever een vakantieaanvraag wil afwijzen, hij dat binnen twee weken na het verzoek schriftelijk moet doen, onder vermelding van een ‘gewichtige reden’ voor de afwijzing. Laat de werkgever dat na, dan geldt het verzoek als gehonoreerd. De werkgever had het verzoek tijdig per WhatsApp afgewezen, wat voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste (artikel), maar had in het bericht geen reden voor de afwijzing gegeven. De reden volgde pas ruim een maand later. Dat was dus te laat. De werkgever moest het vakantieverzoek van de werkneemster daarom inwilligen.

Organisatie moet onoverkomelijke problemen krijgen

Dat gold ook voor het verzoek om ouderschapsverlof. Een werkgever mag zo’n verzoek niet weigeren. Wel mag hij, na overleg met de werknemer, de spreiding van het verlof wijzigen op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Hij moet dan kunnen aantonen dat de organisatie onoverkomelijke problemen krijgt als het verlof wordt opgenomen zoals de werknemer dat voorstelt. Een langere wachttijd van 23 naar 27 seconden bij telefoontjes naar de klantenservice, zoals volgens de werkgever in deze zaak het gevolg zou zijn van de afwezigheid van de werkneemster, is in elk geval géén zwaarwegende reden.
Rechtbank Rotterdam,16 september 2025, ECLI (verkort): 11439

Toelichting volgde pas drie maanden later

Rechtbank Den Haag moest zich onlangs buigen over een vergelijkbare zaak. Hierin draaide het om een werknemer wiens vakantieverzoek werd afgewezen wegens ‘seizoensdrukte’. Ook twee andere verzoeken voor kortere vakanties in dezelfde periode werden om die reden afgewezen. De werknemer besloot toch op vakantie te gaan, waarna de werkgever hem op staande voet ontsloeg. De kantonrechter oordeelde dat ‘seizoensdrukte’ op zichzelf niet geldt als een gewichtige reden voor afwijzing van een vakantieaanvraag. Een toelichting op die reden – die volgens de rechter overigens tekortschoot – volgde pas zo’n drie maanden na de eerste afwijzing door de werkgever. Ruim buiten de wettelijke termijn, waardoor de werknemer in zijn recht stond toen hij niet op het werk verscheen. Hij mocht er op dat moment immers van uitgaan dat hij vakantie mocht opnemen zoals hij had voorgesteld. Het ontslag op staande voet hield als gevolg hiervan geen stand.
Rechtbank Den Haag, 25 september 2025, ECLI (verkort): 17830