Herziening van gebruikelijkloonregeling nodig

In het Belastingplan 2015 is een wijziging opgenomen van de gebruikelijkloonregeling.Vaak is er verschil van mening tussen de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) en de fiscus over de interpretatie van het begrip ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Het kabinet heeft daarom besloten de regeling te verduidelijken.

De belangrijkste wijziging ten opzichte van de huidige vormgeving van de gebruikelijkloonregeling is de introductie van het begrip ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ ter vervanging van het begrip ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Dit laatste begrip leidt in de praktijk namelijk regelmatig tot discussie met de Belastingdienst. De discussie spitst zich dan toe op de door de inspecteur aangegeven ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Volgens veel dga’s is de functie-inhoud namelijk niet te vergelijken. Ook kunnen werkzaamheden in een andere regio plaatsvinden,  opereert de bv van de dga in een andere sector of heeft de bv een andere grootte.

Een meest vergelijkbare dienstbetrekking bestaat altijd

Een soortgelijke dienstbetrekking kan ontbreken, maar een meest vergelijkbare dienstbetrekking bestaat altijd. Op grond van de nieuwe gebruikelijkloonregeling geldt als hoofdregel daarom dat het in aanmerking te nemen loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:

  • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste loon van de overige werknemers van de bv;
  • € 44.000.