4. Voorrangspositie van de Belastingdienst
De Belastingdienst is een schuldeiser met een bijzondere positie. Omdat het gaat om inkomsten voor de Staat, heeft de wetgever ervoor gekozen om belastingschulden aan te merken als schulden waaraan voorrang is verbonden. De hoofdregel is dat alle schuldeisers gelijk zijn. Dit betekent dat als twee schuldeisers beslag leggen op hetzelfde goed, ze allebei een evenredig deel van de netto-opbrengsten krijgen.
voorrecht
Op bovenstaande hoofdregel bestaan een aantal uitzonderingen en een daarvan geldt voor de Belastingdienst. Sommige schuldeisers hebben namelijk bij beslag voorrang op andere schuldeisers. In de Invorderingswet 1990 is voor de Belastingdienst zo’n voorrecht opgenomen.
Als zowel de fiscus als een andere schuldeiser beslag legt, wordt uit de opbrengst als eerste de Belastingdienst betaald. De andere schuldeisers komen pas daarna aan de beurt.
Het voorrecht van de Belastingdienst geldt niet ten opzichte van een hypotheek- of pandhouder. Deze partijen hebben een bijzonder voorrecht en gaan toch voor de Belastingdienst.