U bent hier

4. Werkloosheidswet

Dit hoofdstuk is eerder verschenen in Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: september 2020

Een uitkering op grond van de WW kan in twee situaties spelen: bij ontslag en bij tijdelijke werkloosheid tijdens het dienstverband. Als er sprake is van verwijtbare werkloosheid, heeft de werknemer in principe geen recht op WW, zoals bij fraude of wangedrag of als de werknemer zelf opzegt.

Als uw onderneming een werknemer ontslaat of het contract niet voortzet, treedt in principe de verzekering van de Werkloosheidswet in werking. Om daadwerkelijk een WW-uitkering te krijgen, gelden er – naast het onder deze werknemersverzekering vallen – diverse voorwaarden. Sinds 1 januari 2020 moet u de ontslagreden in de aangifte loonheffingen...
Er zijn situaties waarin werknemers recht kunnen hebben op een WW-uitkering terwijl hun dienstverband blijft bestaan. De WW biedt namelijk ook voorzieningen voor bepaalde situaties waarin organisaties door specifieke omstandigheden tijdelijk minder of geen werk beschikbaar hebben. Onwerkbaar weer Bij extreme weersomstandigheden – zoals strenge...
De hoogte van een WW-uitkering is gedurende de eerste twee maanden 75% van het (maximum)dagloon (zie ook paragraaf 3.3). Voor de maanden erna dat (uw organisatie voor) de werknemer recht heeft op WW bedraagt de uitkering 70% van zijn (maximum)dagloon. In het geval van een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer kan het zijn dat bijvoorbeeld uw...
Als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is de WW-premie – de premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) – per 1 januari 2020 gedifferentieerd en zijn de sectorpremies vervallen. Uw onderneming mag de lage premie Awf van 2,94% (in 2020) betalen als u de volgende rubrieken in het deel van de aangifte loonheffingen met de...