5. De loonstrook
Uw onderneming is verplicht om werknemers te informeren over het loon dat u hun betaalt: hoe van het afgesproken brutobedrag naar het uitbetaalde nettobedrag is gekomen. In welke vorm u dat precies doet, is aan u, zolang u de werknemers maar wel bepaalde verplichte informatie verstrekt. U hoeft bovendien niet per se elke salarisbetaling een loonstrook te verstrekken, alleen als er zaken wijzigen.
na afloop tijdvak voldoen
Op grond van de wet heeft uw onderneming de verplichting om het verschuldigde loon in geld van werknemers telkens na afloop van het tijdvak waarover het wordt berekend te voldoen (waarbij dat tijdvak niet korter mag zijn dan een week en niet langer dan een maand). Dat betekent dat het loon over bijvoorbeeld maart – bij een tijdvak van een maand – uiterlijk 31 maart betaald moet zijn.
Bij te late betaling van het loon is uw organisatie vanaf dag 1 na afloop van het tijdvak wettelijke rente verschuldigd. Van werkdag 4 tot en met 8 kan de werknemer daarnaast een wettelijke verhoging eisen van 5% per dag en vanaf de 9e werkdag 1% per dag, tot een totaal van maximaal 50%.
vervelend
Als uw onderneming de werknemers altijd op de 25e van een maand uitbetaalt en dat een keer op de 30e van de maand doet, is dit mogelijk vervelend voor de werknemers die hun loon eerder verwachten, maar u bent in dat geval wettelijk gezien niet te laat met de loonbetaling.
Giraal
niet contant uitbetalen
Verder moet de uitbetaling van het loon in geld giraal gebeuren, op een bank- of girorekening die (mede) op naam staat van de werknemer. U mag werknemers dus niet contant uitbetalen. Tenminste, de verplichting tot girale betaling geldt voor het wettelijk minimum(jeugd)loon dat voor de werknemers van toepassing is. Als zij meer verdienen dan het minimum, zou u dat meerdere wel contant mogen uitbetalen (maar dat is niet logisch).
U moet werknemers minstens het volledige voor hen geldende wettelijk minimumloon uitbetalen. Hierop mag u alleen wettelijk verplichte of toegestane zaken inhouden – zoals loonheffing en pensioenpremie – en onder voorwaarden ook huisvestings- en zorgverzekeringskosten.