8.2 Het pensioenstelsel
invloed
Wanneer werknemers financieel gezien goed met pensioen kunnen, hangt niet alleen af van de AOW-leeftijd. Ook de leeftijd waarop het opgebouwde werkgeverspensioen wordt uitgekeerd, speelt een rol. In principe wordt de pensioenleeftijd vastgelegd in de pensioenregeling zelf. Toch legt ook de wetgever regels op. Op die manier kan de overheid invloed uitoefenen op de arbeidsparticipatie van ouderen. De overheid kan het bijvoorbeeld fiscaal onaantrekkelijk maken voor werkgevers en werknemers om eerder te stoppen met werken. Daarmee worden werknemers gestimuleerd om langer door te werken. Maar andersom kan natuurlijk ook, denk aan de inmiddels allang afgeschafte VUT-regeling, waarbij vervroegd stoppen werd beloond.
Sparen voor ouderdomspensioen
levensverwachting
Werknemers kunnen op drie manieren sparen voor hun ouderdomspensioen: via de overheid, via hun werkgever en op eigen initiatief. Het overheidspensioen is geregeld via de Algemene ouderdomswet (AOW). De AOW geldt voor alle Nederlanders. Per jaar dat ze in Nederland wonen of werken, bouwen ze 2% van hun AOW op. De AOW keert uit op het moment dat ze een bepaalde leeftijd bereiken. In 2021 is dat 66 jaar en vier maanden. Daarna stijgt die tot 67 jaar in 2025. Vervolgens blijft de AOW-leeftijd aan de levensverwachting gekoppeld, maar wel in mindere mate. Voor elk jaar dat we langer leven, stijgt de AOW acht maanden.
8.2.1 Richtleeftijd
inkomen
Voor pensioenregelingen geldt de zogenoemde pensioenrichtleeftijd. Dit is vooral een fiscale regel. Een werknemer mag maar een bepaald deel van zijn inkomen aan pensioen opbouwen. Dat maximum is gekoppeld aan het totale inkomen na zijn pensioen. Een werknemer mag gedurende veertig jaar maximaal 70% van zijn gemiddelde salaris aan pensioen fiscaal voordelig hebben opgebouwd op de pensioenrichtleeftijd. Om mensen te stimuleren langer te blijven werken, is de pensioenrichtleeftijd inmiddels verhoogd naar 68 jaar.
8.2.2 Werkelijke pensioenleeftijd
opbouwen
Werknemers die pensioen opbouwen bij hun werkgever hoeven dat pensioen niet altijd op de pensioenrichtleeftijd in te laten gaan. In de pensioenregeling kan ook een lagere leeftijd (en in theorie een hogere leeftijd) zijn vastgelegd. Bovendien bieden veel regelingen werknemers de mogelijkheid om eerder of later dan die vastgelegde pensioenleeftijd hun pensioen in te laten gaan. Dat moet financieel natuurlijk wel mogelijk zijn.