9.2 Dagloon
grondslag uitkeringen
UWV houdt als grondslag voor de berekening van uitkeringen het dagloon van de werknemer aan. Het betreffende uitkeringspercentage wordt dan op dit (uitkerings)dagloon toegepast. UWV haalt de voor de dagloonberekening benodigde gegevens uit de Polisadministratie.
Aan het uitkeringsdagloon zit een maximum verbonden. UWV berekent uitkeringen hooguit over het maximumdagloon. Dit maximum wordt elk halfjaar aangepast en bedraagt per 1 juli 2025 € 297,82 bruto per dag.
Toetsing
maximaal door te betalen
Je onderneming zal als werkgever weinig met het uitkeringsdagloon te maken hebben. Voor toetsing van het doorbetaalde loon tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid hoef je het dagloon niet te berekenen, maar heb je slechts het maximumdagloon nodig voor bepaling van het maximaal door te betalen bedrag. Met het huidige maximumdagloon van € 297,82 weet je dat je onderneming maximaal 70% hiervan hoeft door te betalen, dus € 208,47 per dag. Als er een hoger doorbetalingspercentage geldt (stel 90%), valt dit bedrag uiteraard ook hoger uit (hier € 268,04 per dag).
Berekening
eigenrisicodrager
refertejaar
loonaangifte per maand
korter dan een jaar in dienst
Soms heb je echter wél dat specifieke dagloon nodig. Bijvoorbeeld als je onderneming als eigenrisicodrager een Ziektewetuitkering moet betalen aan een werknemer. Deze uitkering is 70% van het uitkeringsdagloon. Je berekent dit dagloon – volgens de rekenwijze van UWV – door het sociaal-verzekeringsloon (sv-loon) van de werknemer in het zogeheten refertejaar te delen door 261 (het gemiddelde aantal dagloondagen per jaar). Voor de Ziektewet (ZW) is het refertejaar het jaar vóór de eerste ziektedag dat eindigt met het voorlaatste volledige aangiftetijdvak voor dat van het ontstaan van de ziekte. Dus als je loonaangifte doet per maand en de werknemer ziek is per 25 november 2025, houd je als refertejaar voor de ZW-uitkering de periode van 1 oktober 2024 tot en met 30 september 2025 aan. Als het berekende dagloon boven het maximumdagloon uitkomt, bereken je de uitkering op grond van dat maximum.
Een werknemer kan korter dan een jaar geleden bij je onderneming in dienst zijn gekomen en dus nog niet het gehele refertejaar in dienst zijn. Dan bereken je het dagloon met de loondagen vanaf het begin van het dienstverband tot en met de laatste dag van het refertejaar. Hierbij reken je de dagen van maandag tot en met vrijdag. Je deelt het sv-loon van de werknemer over die periode dan door het aantal loondagen.
Als de werknemer tijdens het refertejaar (tijdelijk) een lager loon ontving wegens ziekte of verlof, verleng je het refertejaar niet. Je kijkt voor de periode van het lagere loon dan naar het loon dat hij verdiende in de loonperiode van een maand of vier weken vóór die periode.
Basis
vaste loonelementen
opgebouwde
Het sv-loon van de werknemer op basis waarvan je het dagloon voor de ZW-uitkering berekent, bestaat uit de belastbare vaste loonelementen, zoals het salaris, de vakantiebijslag, een eindejaarsuitkering, 13e maand, ploegentoeslag en bijtelling wegens privégebruik auto van de zaak. Je moet hierbij – net als UWV – uitgaan van opgebouwde loonelementen in plaats van uitbetaalde elementen. Dat betekent dat je niet de uitbetaalde vakantiebijslag of het uitbetaalde arbeidsvoorwaardenbedrag (keuzebudget) meetelt, maar de opgebouwde vakantiebijslag en het opgebouwde arbeidsvoorwaardenbedrag. Elementen die bijvoorbeeld niet tot het sv-loon behoren, zijn de pensioenpremie, eindheffingsloon, onkostenvergoedingen en een ontslagvergoeding.