9.1 De desinvesteringsbijtelling
termijn
terugbetalen
De fiscale afschrijvingstermijn van een nieuw bedrijfsmiddel is minimaal vijf jaar (zie hoofdstuk 2). De termijn van vijf jaar is ook van belang voor de investeringsaftrek en voor de zogenoemde desinvesteringsbijtelling. Als je een bedrijfsmiddel verkoopt binnen vijf jaar na het begin van het jaar waarin je de investering deed, raak je namelijk (een deel van) de investeringsaftrek alsnog kwijt en moet je deze ‘terugbetalen’. Dit heeft tot gevolg dat je een deel van de geclaimde investeringsaftrek weer bij de winst moet optellen bij een verkoop of andere vorm van vervreemding, zoals schenking, van het bedrijfsmiddel. Vanwege deze desinvesteringsbijtelling moet je daarom bij de verkoop van een bedrijfsmiddel:
- altijd nagaan of je hiervoor eerder investeringsaftrek hebt genoten;
- en of de verkoop binnen vijf jaar na aanschaf plaatsvindt.
9.1.1 Percentage van de verkoopwaarde
aanschaf
fiscaal resultaat
De desinvesteringsbijtelling pas je toe bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel, als je het bedrijfsmiddel binnen vijf jaar na het begin van het jaar waarin je hebt geprofiteerd van de investeringsaftrek vervreemdt (zie paragraaf 9.1.2). Dit komt erop neer dat je een bedrag moet toevoegen aan het fiscaal resultaat. Hierdoor betaal je over een hoger winstbedrag belasting. De desinvesteringsbijtelling vermeld je in jouw aangifte IB of VPB. Hierbij specificeer je ook om welke bedrijfsmiddelen het gaat.
Hoogte van bijtelling
verkoopwaarde
boekwinst
Je krijgt pas te maken met de desinvesteringsbijtelling als je in een (boek)jaar voor meer dan € 2.900 aan bedrijfsmiddelen vervreemdt. Hoe hoog de bijtelling uitvalt, is afhankelijk van het percentage en het bedrag dat destijds is opgevoerd als investeringsaftrek. Dit percentage pas je toe op de verkoopwaarde. Per saldo geniet je investeringsaftrek over het verschil tussen de aanschaf- en de verkoopwaarde. Je betaalt dan ook alleen de investeringsaftrek terug over de prijs die je aan de verkoop van het bedrijfsmiddel overhoudt. De bijtelling is dus nooit hoger dan de aftrek die je bij de aanschaf hebt genoten. Hierdoor kan een boekwinst op activa niet worden ‘belast’ met desinvesteringsbijtelling.
Voorbeeld
KIA
Stel je kocht in 2024 een inpakmachine voor € 36.000. Op grond van de investering heb je in hetzelfde jaar recht op een kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) van 28%, oftewel € 10.080. Door een wijziging in het businessmodel besluit je de distributie uit te besteden. De inpakmachine wordt hierdoor overbodig. Het distributiebedrijf waaraan je de verzending hebt uitbesteed, wil de inpakmachine wel overnemen voor € 12.500. Als gevolg hiervan moet je als desinvesteringsbijtelling een bedrag van € 5.600 toepassen op de verkoopprijs (28% van € 20.000). Dit bedrag tel je dan op bij de winst van 2025.
9.1.2 Vervreemding
Je hoeft de desinvesteringsbijtelling overigens alleen toe te passen als je een bedrijfsmiddel vervreemdt. Hiervan is sprake bij:
- verkoop van het bedrijfsmiddel;
- ruil;
- schenking;
- overbrenging naar je privévermogen.
Verplichting aangaan
verbintenis
annuleren
De investeringsaftrek wordt genoten op het moment waarop je de investeringsverplichting aangaat. Het bedrijfsmiddel hoeft dan nog niet te zijn afgeleverd. Van belang is dus dat sprake is van een verbintenis met de leverancier. Evengoed kan het daarna nog misgaan, waardoor de aanschaf alsnog afketst. Voor de desinvesteringsbijtelling geldt het annuleren van een order als vervreemding. Als je kort voor het eind van het jaar een verbintenis aangaat en bij de belastingaangifte de aanschaf als investeringsaftrek opvoert, maar de bestelling vervolgens kort daarop annuleert, is sprake van een desinvestering en moet je de bijtelling toepassen. Dit geldt ook als je al een aanbetaling hebt gedaan.
Bij diefstal van het bedrijfsmiddel hoef je de desinvesteringsbijtelling niet te berekenen, omdat je bij diefstal niet het doel had om het bedrijfsmiddel te vervreemden.
Ingebruikname
aanbetaling
De desinvesteringsbijtelling geldt ook als je te lang wacht met de aanbetaling. Heb je voor het bedrijfsmiddel niet binnen twaalf maanden na het aangaan van de investeringsverplichting minimaal 25% van het investeringsbedrag aanbetaald, dan valt de aanschaf onder de desinvesteringsbijtelling. Je hoeft deze desinvesteringsbijtelling niét toe te passen als je het bedrijfsmiddel in de periode van twaalf maanden in gebruik hebt genomen. De ingebruikname is namelijk belangrijker dan het feit of minimaal 25% van het investeringsbedrag is betaald.
Als je investeringsaftrek hebt genoten, maar het bedrijfsmiddel niet binnen drie jaar na de aanvang van het investeringsjaar in gebruik hebt genomen, valt het bedrijfsmiddel eveneens onder de desinvesteringsbijtelling.
Terbeschikkingstelling
uitgesloten
derden
Bedrijfsmiddelen die zijn bestemd voor verhuur zijn, zoals je in hoofdstuk 4 hebt kunnen lezen, uitgesloten voor de KIA. Dit heeft gevolgen voor het geval dat je binnen de termijn van vijf jaar het bedrijfsmiddel ter beschikking stelt aan derden. In dat geval is eveneens sprake van vervreemding. Als je het bedrijfsmiddel bijvoorbeeld vanaf het begin zou hebben verhuurd, had je de investeringsaftrek immers ook niet kunnen toepassen.
9.1.3 Slim plannen van de verkoop
Een goede planning van zowel investeringen als desinvesteringen kan je onderneming al gauw extra financieel voordeel opleveren. Dat begint al met het investeren. Tot de grens van € 69.765 geniet je van een maximale aftrek van 28%. Deze grens in de gaten houden, levert je maximale aftrek op. Omgekeerd loont het bij verkoop van bedrijfsmiddelen om goed in de gaten te houden wanneer de aanschaf plaatsvond.
De desinvesteringstermijn van vijf jaar start aan het begin van het boekjaar waarin je de investeringsverplichting bent aangegaann. Bij plannen voor een verkoop kan het dus gunstig zijn om deze over het jaar heen te tillen, omdat dan bij de verkoop de termijn van vijf jaar is verstreken, waardoor je over de opbrengst geen desinvesteringsbijtelling hebt.