1.2 Investeren in bedrijfsmiddelen
Investeringen en innovatie zijn de aanjagers van economische groei. Innovatie vraagt om (forse) investeringen in tijd en geld, die zich pas later uitbetalen. Bij innovatie kun je niet zonder ‘zacht kapitaal’ en zul je moeten investeren in de kennis en vaardigheden van je eigen werknemers. Daarbovenop komen nog de kosten en uitgaven die je maakt voor research en productontwikkeling.
Vermogensbestanddeel
kosten
In fiscale zin is sprake van een investering als je een verplichting aangaat met betrekking tot de aanschaf van bedrijfsmiddelen, of als je kosten maakt voor de voortbrenging van een bedrijfsmiddel. Een bedrijfsmiddel is, zoals het woord al impliceert, een vermogensbestanddeel dat je nodig hebt voor het uitoefenen van de onderneming en dat je niet wilt verkopen.
Goederen die je hebt verkregen door lease of huurkoop worden aangemerkt als bedrijfsmiddel als je economisch eigenaar bent. Dit is het geval als je het risico loopt bij eventuele waardedaling of schade.
Voortbrengen
apparatuur
materiaal- kosten
Bij het voortbrengen van een bedrijfsmiddel gaat het om het zelf ontwikkelen van de machine of apparatuur die je inzet voor je bedrijfsvoering in plaats van het kopen van een gereed product. Denk aan het zelf ontwikkelen van displays. Je maakt kosten om het bedrijfsmiddel zelf te maken, zoals de kosten voor de uren van je eigen werknemers, de materiaalkosten en de werkzaamheden die derden voor je uitvoeren.
Fiscale definitie
duurzaam activum
verplichting
In fiscale zin is sprake van een investering als het een uitgave voor een duurzaam activum betreft. De fiscus hanteert twee voorwaarden waaraan de investering moet voldoen:
- er moet sprake zijn van een bedrijfsmiddel;
- de onderneming is hiervoor een verplichting aangegaan.
Materieel, immaterieel en financieel
Bedrijfsmiddelen zijn onder te verdelen in:
- immateriële vaste activa, zoals goodwill, vergunningen en intellectuele eigendomsrechten, zoals octrooien;
- materiële vaste activa, zoals gebouwen, de inrichting en inventaris van gehuurde ruimtes, gereedschappen, machines en het wagenpark;
- financiële vaste activa, zoals het belang in een andere onderneming.
1.2.1 Duurzaam productiemiddel
levensduur
afschrijven
Een productiemiddel wordt aangemerkt als bedrijfsmiddel als het ‘duurzaam’ is, wat inhoudt dat het langer dan één jaar meegaat in jouw onderneming. De bedrijfsmiddelen maken deel uit van het ondernemingsvermogen. Omdat een bedrijfsmiddel een langere levensduur heeft, mag je aanschafkosten in bedrijfsmiddelen niet in één keer ten laste van het resultaat brengen, maar je moet deze uitsmeren over de jaren dat je er gebruik van verwacht te maken. Het bedrag komt dus niet ineens ten laste van de winst, maar wordt verdeeld over de looptijd. Over de waarde moet je ‘afschrijven’ (zie hoofdstuk 2).
Geringe waarde
Voor bedrijfsmiddelen van geringe waarde, met een aanschafprijs exclusief BTW van € 450 of minder, laat je het bedrag in principe direct ten laste van de winst komen. Deze grens van € 450 is niet hard. Afhankelijk van de aard van de investering en de omvang van je onderneming kun je aanvullende afspraken maken met de Belastingdienst over de wijze van afschrijving.
De grens van € 450 is ook van belang voor de toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) en andere fiscale investeringsfaciliteiten. In hoofdstuk 4 lees je hier meer over.
Voorraden
kantoor- artikelen
afwaarderingspercentage
Voorraden zijn geen bedrijfsmiddel. Normaal gesproken hebben voorraden immers een relatief korte doorlooptijd. Hetzelfde geldt voor artikelen en producten die een onderneming gebruikt voor de dagelijkse gang van zaken, zoals koffie en schoonmaakmiddelen, kantoorartikelen, et cetera. De kosten die je hiervoor maakt, mag je in één keer ten laste van de winst brengen. Verouderde voorraden mag je aan het eind van het jaar afschrijven. Hierbij breng je het verschil tussen de inkoopprijs of kostprijs en de lagere waarde als kosten in mindering op de winst. Voor sommige branches, zoals de modebranche gelden vaste afwaarderingspercentages. Op de site van de Belastingdienst kun je checken of voor jouw branche speciale percentages gelden.
1.2.2 Verplichting aangaan
verplichting tot betaling
Er is pas sprake van een investering op het moment dat je een verplichting tot aanschaf van een bedrijfsmiddel bent aangegaan. Hiervan is sprake zodra een verplichting tot betaling ontstaat, die voortvloeit uit de onderliggende overeenkomst tot aanschaf van het bedrijfsmiddel. Met andere woorden, het moet gaan om een overeenkomst waarbij:
- je je verplicht tot betaling;
- de wederpartij zich verplicht tot levering.
Dit is bijvoorbeeld het geval als je een definitieve bestelling doet, een aannemingsovereenkomst ondertekent of een offerte accepteert.
Aanschafprijs en andere kosten
taxatiekosten
De waarde van een investering bestaat uit de aanschafkosten van het bedrijfsmiddel of het bedrag van de voortbrengingskosten. Bijkomende kosten, zoals het bedrijfsklaar maken van het bedrijfsmiddel, zoals de softwareapplicaties die je tegelijktijdig met een nieuwe computer installeert, mag je uiteraard ook meetellen als aanschafkosten. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor eventuele notariskosten of taxatiekosten. De kosten moeten wel daadwerkelijk voor rekening van je onderneming komen. Dit betekent dat je, om de hoogte van de investering te bepalen, subsidies en kortingen van het aankoopbedrag moet aftrekken.
Bij het berekenen van de kosten van het bedrijfsmiddel gaat het om het bedrag exclusief BTW. Alleen als je de BTW niet kunt verrekenen, mag je uitgaan van het investeringsbedrag inclusief BTW.
1.2.3 Het investeringstijdstip
MIA
Het tijdstip van investeren is het moment dat je de betalingsverplichting bent aangegaan en je je niet meer kunt terugtrekken uit de overeenkomst zonder overeenstemming met de leverancier. Meestal is dit het moment waarop je de bestelling plaatst. Voor enkele fiscale regelingen is dit tijdstip van de overeenkomst van doorslaggevend belang om in aanmerking te komen voor de betreffende aftrekpost. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de milieu-investeringsaftrek (MIA).
Aftrekpost
RVO
Om in aanmerking te komen voor faciliteiten als de MIA is tijdige aanmelding bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) vereist. De melding van de investering moet je binnen drie maanden na het aangaan van de overeenkomst doen bij de RVO. Je krijgt vervolgens een ontvangstbevestiging die je moet bewaren bij je boekhouding (zie hoofdstuk 4 en 6).