4.1 Drie faciliteiten: algemene voorwaarden
De investeringsaftrek bestaat uit drie faciliteiten:
- de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
- de energie-investeringsaftrek (EIA);
- de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL).
Voor alle drie de faciliteiten gelden dezelfde algemene voorwaarden rond het recht op de aftrek, het soort investeringen, de uitsluitingen, de procedures et cetera. Houd er rekening mee dat het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel minimaal € 450 moet bedragen.
4.1.1 Het tijdstip van investeren
investeringsverplichting
Bij elke vorm van investeren is van belang op welk tijdstip je de investeringsverplichting definitief bent aangegaan. In dat jaar heb je recht op de investeringsaftrek, hoewel dit niet per definitie zo uitpakt. Voor het bepalen van de aftrek tellen namelijk álle investeringen in een jaar mee, met uitzondering van de van aftrek uitgesloten investeringen. Dit betekent dat je niet het ene bedrijfsmiddel wel kunt laten meetellen voor de investeringsaftrek en het andere bedrijfsmiddel niet. Ofwel: het is alles of niets.
Moment van ingebruikname
tijdstip van betaling
Als je het geïnvesteerde bedrijfsmiddel al vóór het einde van het jaar in gebruik hebt genomen, heb je in dat jaar recht op investeringsaftrek. Neem je het bedrijfsmiddel daarentegen nog niet in gebruik, dan is het tijdstip van de betaling van belang om het aftrekrecht geldig te maken. De investeringsaftrek bij nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddelen kan nooit hoger zijn dan het bedrag dat je in het betreffende jaar al voor het bedrijfsmiddel betaalde.
Voorbeeld KIA
Drukkerij Print & Go wil dit jaar nog een offsetpers vervangen. Na een grondige rondgang langs diverse aanbieders investeert Print & Go voor € 115.000 in een splinternieuwe unit. Op grond van de KIA benut de onderneming in 2025 een extra fiscale aftrekpost van € 19.535. Daarmee draagt de overheid dan ook aanzienlijk bij aan de investering van Print & Go.
Doorschuiven
desinvestering
Het restant van de investeringsaftrek kun je vervolgens doorschuiven naar een volgend jaar, maar uiterlijk naar het jaar van ingebruikneming. Als je het bedrijfsmiddel na twaalf maanden nog niet in gebruik nam en ook niet meer dan 25% van het investeringsbedrag aanbetaalde, beschouwt de Belastingdienst dit als een desinvestering en vervalt de mogelijkheid om gebruik te maken van de investeringsaftrek.
4.1.2 Uitzonderingen
BTW
goodwill
privévermogen
bloed- en aanverwanten
Maar niet alle bedrijfsmiddelen of investeringen komen in aanmerking voor investeringsaftrek. De belangrijkste uitzonderingen zijn:
- bedrijfsmiddelen waarvan het aankoop- of investeringsbedrag minder bedraagt dan € 450 (exclusief BTW);
- woonhuizen, grond, inclusief de ondergrond van gebouwen, met uitzondering van verbeteringskosten waarop wordt afgeschreven, woonschepen, personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer over de weg, vaartuigen voor representatieve doeleinden, effecten, vorderingen, goodwill, publiekrechtelijke vergunningen;
- bedrijfsmiddelen die zijn bestemd voor verhuur (alleen voor de KIA) of voor gebruik in het buitenland;
- bedrijfsmiddelen die je van jouw privévermogen overbrengt naar ondernemingsvermogen;
- investeringen waarvoor je verplichtingen aangaat tegenover personen die behoren tot jouw huishouden, bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot hun huishouden.
Algemene uitzondering
fiscale eenheid
Naast deze specifieke uitzonderingen geldt een algemene uitzondering voor bedrijfsmiddelen die voor meer dan 70% ter beschikking zijn gesteld aan derden (bijvoorbeeld bij verhuur). Bij een fiscale eenheid voor de VPB kun je wél investeringsaftrek claimen als de ene dochtermaatschappij het bedrijfsmiddel verhuurt aan een andere dochtermaatschappij. Binnen de fiscale eenheid worden de maatschappijen beschouwd als één geheel, waardoor het bedrijfsmiddel niet wordt verhuurd aan een derde. Zou de fiscale eenheid niet zijn aangevraagd, dan zou geen aanspraak op aftrek bestaan.
4.1.3 Samenwerkingsverbanden
samenwerkingsverband
De toerekening van de door een samenwerkingsverband (zoals een vof of maatschap) gedane investeringen aan de vennoten, kan soms vragen oproepen. Drijf je jouw onderneming in de vorm van een vof, dan wordt het investeringsbedrag berekend op het niveau van het samenwerkingsverband, vermeerderd met de investeringen in het buitenvennootschappelijke vermogen van de betreffende belastingplichtige. Vervolgens is de KIA voor jou de investeringsaftrek die hoort bij dat berekende investeringsbedrag, vermenigvuldigd met het aandeel van jou in dat investeringsbedrag. (zie ook hoofdstuk 3).
Voorbeeld samenwerkingsverbanden
Ondernemer, A en B, oefenen hun onderneming uit in een vof. Zij zijn voor 50% gerechtigd tot de winst. De vof investeert totaal voor € 50.000. A heeft daarnaast nog geïnvesteerd via zijn eenmanszaak (buitenvennootschappelijk vermogen) voor € 40.000. B heeft ook via zijn eenmanszaak voor € 60.000 geïnvesteerd. De investeringsaftrek ziet er als volgt uit: A heeft geïnvesteerd in € 50.000 + € 40.000 is € 90.000. Volgens de tabel is dat een investeringsaftrek van € 19.769. Het aandeel van ondernemer A in de investeringsaftrek is (€ 40.000 + 50% van € 50.000)/€ 90.000 van € 19.769 is € 14.277. B heeft voor de tabeltoepassing geïnvesteerd in € 50.000 + € 60.000 = € 110.000. Volgens de tabel is dat een investeringsaftrek van € 19.769. Het aandeel van ondernemer B in de investeringsaftrek is (€ 60.000 + 50% van €50.000)/€ 110.000 van € 19.769 is € 15.276.