U bent hier

8.6 Interventies op organisatieniveau

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: september 2021

Er zijn verschillende maatregelen om PSA aan te pakken. Hieronder vindt u een beschrijving per aandachtsgebied.

8.6.1 Interventies bij ongewenst gedrag door externen

omgevingsmaatregelen

identificatie

De organisatie kan organisatorische en omgevingsmaatregelen treffen. Tot die laatste behoren onder andere verbetering van de in- en externe verlichting, zichtbaarheid van de werknemer in de werkruimte, beperking van het aantal ingangen, type en plaatsing van deuren (deuren die eenzijdig openen, voorzien zijn van ramen en zodanig geplaatst dat de achterliggende ruimte in zijn geheel is te zien), kunnen monitoren van bewegingen van klanten en bezoekers (denk wel aan de AVG!), plaatsen van bewakingscamera’s en zorgen voor barrières tussen de werknemer en de klant of bezoeker (zoals een balie of toonbank). Organisatorische maatregelen zijn onder andere het sluiten van deuren tijdens werktijden, inroosteren van ten minste twee werknemers, dragen van identificatiebadges, trainen van werknemers op veiligheidsprocedures en beveiliging inzetten.

Trainingen voor werknemers in het omgaan met agressie en geweld zijn nuttig om erop voorbereid te zijn, maar onvoldoende als preventieve maatregel.

8.6.2 Interventies bij ongewenst gedrag door internen

klachten-reglement

sociale 
veiligheid

MTO

Een klachtenreglement, -commissie en een vertrouwenspersoon helpen bij de gevolgen van ongewenst gedrag in de organisatie. De meldingen geven zicht op de aard en de omvang van het probleem, maar zijn vaak het topje van de ijsberg. Er is een drempel om te melden, zeker als dit consequenties heeft voor de dader, die ook collega is. Primaire preventie bestaat uit het creëren van sociale veiligheid. Daarvoor moet het management zich uitspreken voor een zerotolerance-beleid. De organisatie duldt geen pesten, seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld en neemt actief maatregelen bij signalen ervan. Ook veiligheid van de werkplek en het gebouw dragen bij aan het voorkómen van ongewenst gedrag. Neem in het MTO (medewerkerstevredenheidsonderzoek) vragen op over ongewenst gedrag.

8.6.3 Interventies bij werkdruk

periodiek 
monitoren

mindfulness

Voorop staat het periodiek monitoren van de werkstressoren en het meten van de ervaren werkdruk. Dat doet u met de RI&E(-PSA). U kunt daarop organisatorische maatregelen nemen op het gebied van de taakeisen, de taakvariatie en autonomie. Ook training in het omgaan met stress en vitaliteitsprogramma’s maken deel uit van de primaire preventie. Een projectmatige aanpak van werkdruk met betrokkenheid van de A&O-deskundige en de bedrijfsarts heeft de voorkeur. Een eenmaal doorgemaakte episode van overspanning of burn-out kan aanleiding zijn voor een interventieprogramma in het leren omgaan met werkdruk en het verminderen van stress (cognitieve gedragstherapie, ontspanningstherapie, mindfulness). De bedrijfsarts verwijst voor psychologische ondersteuning of adviseert een training.

Er is steeds meer aandacht voor een goede werk-privébalans en zelfmanagement. Werk minder over, zeg minder vaak ‘ja’, delegeer, voorkom perfectionisme en maak afspraken over bereikbaarheid.