U bent hier

1. Spelling

Dit hoofdstuk is eerder verschenen in Themadossier Office Rendement
Publicatiedatum: januari 2018

Of u nu e-mailt naar een collega of een mailing de deur uit doet, in uw werk bent u vaak bezig met correct schriftelijk taalgebruik. En al is de schrijfstijl voor een officiële mail naar de directie anders dan een tweet of post op de Facebookpagina van uw organisatie, een dt-fout is dodelijk voor uw professionele uitstraling. In dit hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste spellingsregels en veelvoorkomende spelfouten.

hoofdregels

Weet u wanneer u hoofdletters wel en niet gebruikt? Hoe voegt u woorden samen? Wat zijn de regels voor een koppelteken of tussen-s? Moet u getallen voluit schrijven? En kunt u beter ‘U’ of ‘u’ schrijven als u een klant direct aanspreekt? Elke spellingsregel kent uitzonderingen, maar de hoofdregels voor spelling in het Nederlands luiden als volgt.

De regels voor het gebruik van hoofdletters zijn in het Nederlands vrij duidelijk. U gebruikt een hoofdletter: om een zin te beginnen; als u een naam noemt; in een afkorting; als uitdrukking van eerbied (hoewel dit steeds minder voorkomt). 1.1.1 Begin van de zin Elke zin begint met een hoofdletter. Dit doet u hoogstwaarschijnlijk automatisch goed...
In het Nederlands bestaan veel samenstellingen: combinaties van twee of meer woorden die samen een nieuw woord met een eigen betekenis vormen. Deze schrijft u altijd aan elkaar. Denk aan hogesnelheidstrein, dagaanbieding, audioverbinding, driegangenmenu, angstschreeuw, bloeddrukmeter, wegomlegging en rondetafelconferentie. Hiermee worden veel...
Voor het voluit schrijven van getallen gelden in principe twee standaarden: alle getallen tot en met twintig voluit in letters, daarna alles in cijfers; getallen tot en met tien voluit, daarna alleen nog de tientallen, de honderdtallen, de duizendtallen en getallen als miljoen en miljard in letters, de rest in cijfers. Verder worden jaartallen en...
Net als in het Duits, Frans en Italiaans hebben zelfstandige naamwoorden in het Nederlands een geslacht: ‘de’ is mannelijk of vrouwelijk, ‘het’ is onzijdig. Sommige woorden zijn zelfs mannelijk én vrouwelijk. Meestal doet het er niet toe welk geslacht een woord heeft, maar als u een persoonlijk voornaamwoord gebruikt om naar een woord te verwijzen...