U bent hier

4. Recht op pauze

Dit hoofdstuk is eerder verschenen in Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: maart 2021

Werknemers kunnen op den duur gezondheidsschade oplopen door onregelmatige werktijden en lange werkdagen. Daarom zijn er in de Arbeidstijdenwet ook regels opgenomen over pauze en rusttijd. De wet maakt onderscheid tussen rust en pauze. Rusttijd is de periode tussen het einde van een dienst en het begin van de volgende. De onderbreking tijdens een dienst is een pauze. De wettelijke regels voor beide rustperiodes komen in dit hoofdstuk aan bod.

maximaal 
12 uur

noodzakelijk

In hoofdstuk 3 kon u al lezen dat een dienst maximaal 12 uur duurt. Na die 12 uur heeft de werknemer recht op een rustperiode tussen twee diensten. Deze rusttijd moet minimaal 11 aaneengesloten uren duren. Alleen als de bedrijfsomstandigheden of de aard van het werk dit absoluut noodzakelijk maken, mag de werkgever deze rust na werktijd inkorten tot acht uur.

Voor kinderen en jongeren gelden extra strenge rusttijden. Hierbij maakt de wet onderscheid tussen drie leeftijdscategorieën: kinderen van 13 en 14 jaar, kinderen van 15 jaar en jongeren van 16 en 17 jaar. Meer hierover leest u in hoofdstuk 8.

Op bovenstaande hoofdregel is een uitzondering van toepassing. Het is namelijk toegestaan om de rusttijd in een periode van zeven dagen één keer met drie uur in te korten op voorwaarde dat: de rusttijd nooit korter is dan acht uur; én de werkgever overtuigende argumenten heeft om de rusttijd te verkorten. Specifieke bedrijfsomstandigheden Alleen...
Naast regels over het maximumaantal uren dat uw organisatie de werknemers mag laten werken, kent de wet ook regels over hoeveel pauze een werknemer tijdens een dienst minimaal moet krijgen. Elke werknemer heeft wettelijk recht op een pauze, oftewel een onderbreking tijdens een dienst. 4.2.1 Minimum De werknemer heeft op grond van de...